
Video-instellingen
U kunt twee soorten instellingen gebruiken voor de
videorecorder:
Videoconfiguratie
en begininstellingen.
Zie ’Kleur en belichting aanpassen’ op pag. 63 voor meer
informatie over het aanpassen van de instellingen voor
Videoconfiguratie
. Als u de camera sluit, worden de
standaardinstellingen voor video's weer hersteld, terwijl
de begininstellingen gehandhaafd blijven totdat u deze
weer wijzigt. Selecteer
Opties
>
Instellingen
als u de
begininstellingen wilt wijzigen. Maak vervolgens een keuze
uit de volgende opties:
Videokwaliteit
– Stel de kwaliteit van de videoclip in op
Hoog
(beste kwaliteit voor lange-termijngebruik of voor
afspelen op een compatibele tv of pc en handset),
Normaal
(standaardkwaliteit voor afspelen via uw handset),
of
Delen
(videoclip van beperkte omvang om in een
multimediabericht te verzenden). Als u de video op een
compatibele tv of pc wilt bekijken, kiest u
Hoog
, met
QVGA-resolutie (320 x 240) en de bestandsindeling .mp4.
Selecteer
Delen
(QCIF-resolutie, bestandsindeling .3GP) als
u de videoclip via MMS wilt verzenden. Een videoclip die is
opgenomen met
Delen
, kan maximaal 300 kB groot zijn
(een lengte van ongeveer 20 seconden). U kunt deze dan
eenvoudig als multimediabericht verzenden naar een
compatibel apparaat.
Geluidsopname
– Selecteer
Dempen
als u geen geluid wilt
opnemen.
Toevoegen aan album
– Selecteer of u de opgenomen
videoclip wilt toevoegen aan een bepaald album in
Galerij
.
Selecteer
Ja
als u een lijst met beschikbare albums
wilt openen.
Opgenomen video tonen
– Selecteer of u het eerste beeld
van de opgenomen videoclip wilt weergeven zodra de
opname is voltooid. Selecteer
Afspelen
in de actieve
werkbalk (hoofdcamera) of
Opties
>
Afspelen
(tweede camera) als u de videoclip wilt bekijken.
Standaardnaam video
– Geef de standaardnaam voor
de vastgelegde videoclips op.

Camera
69
Gebruikt geheugen
– Geef de standaard-
geheugenopslag op.
Instellingen herstellen
– Selecteer
Ja
als u de camera
weer wilt instellen op de standaardwaarden.